In de maanden november en december stonden de studiegroep bijeenkomsten in het teken van de Voerefficiëntie. Tijdens de bijeenkomsten kwamen alle aspecten rondom het rantsoen aanbod. Het groeiseizoen kenmerkte zich door groeizaam-, maar ook, wisselvallig weer. Hierdoor loopt kwaliteit van het gewonnen ruwvoer sterk uiteen. In sommige gevallen gaf dit de nodige uitdagingen om een kloppend rantsoen te maken. In combinatie met de hoge prijzen voor het krachtvoer en andere aangekochte soorten voer, wordt men gedwongen tot het maken van keuzes.
Daarnaast geeft het melkverloop zoals altijd interessante input voor discussie. Hoe is het ureumverloop het afgelopen jaar geweest? Waar komt het verschil in lactose vandaan? Wat valt er te zeggen over het verloop van de lactatiedagen? Welke verschillen laten de nieuw- en oudmelkte koeien zien op de MPR? Veel zaken die zowel direct als indirect aan de voeding zijn te koppelen.
Ook is de BEX prognose kort de revue gepasseerd. Het dagrantsoen van de afgelopen 365 dagen is immers de basis van de Kringloopwijzer van volgend jaar. Dus door hier dagelijks op te sturen, kunnen resultaten op jaarniveau worden behaald. In de basis is het belangrijk om een goed plan te hebben over hoe en welke doelen je wilt bereiken. Dit geeft de meeste kans om ook daadwerkelijk stappen te zetten de resultaten te verbeteren.
Verder is aan bod gekomen hoe op een eenvoudige manier de koeien zowel in het begin als in het einde van de lactatie naar behoefte gevoerd kunnen worden. Kleine aanpassingen kunnen veel effect hebben, wat een besparing aan voerkosten en verhoging van de productie oplevert!
Sinds 2006 kunnen melkveehouders in Nederland gebruik maken van de Bedrijfsspecifieke Excretie (BEX). Hiermee kan worden aangetoond dat de excretie van stikstof en fosfaat door de veestapel afwijkt van de forfaitaire norm. Is deze bedrijfsspecifieke excretie lager dan de forfaitaire productie, dan spreekt men van een BEX voordeel. Daarbij is het toegestaan om deze bedrijfsspecifieke excretie hanteren in de mestboekhouding. Voor bedrijven die niet alle geproduceerde mest op eigen grond mogen plaatsen, kan dit uitkomst bieden, omdat zij hierdoor minder mest hoeven af te voeren. Daarom is de noodzaak bij extensieve bedrijven minder hoog om een BEX voordeel te realiseren.
Een voordeel in de BEX geeft dus eigenlijk aan dat de veestapel efficiënter is omgegaan met de stikstof (ruw eiwit) en fosfor in het rantsoen, ten opzichte van de norm. De laatste jaren vindt er een verschuiving plaats in het voordeel dat wordt behaald in de BEX. Dit is terug te zien in tabel, onderaan de pagina, met Kringloopwijzer data van 200 bedrijven. In 2013 bedroeg het BEX voordeel gemiddeld 8% op stikstof en 11% op fosfaat. Vanaf dat moment is eigenlijk een dalende lijn in het stikstofvoordeel ingezet, welke is terug gelopen naar -1% in 2020. Voor het fosfaatvoordeel geldt het tegenovergestelde, deze nam de laatste jaren toe naar 20% in 2020.
Te zien is dat de verhouding RE/kVEM over die periode nagenoeg gelijk is gebleven met gemiddeld 167 RE/kVEM. Wat wel veranderd is, is het ureum en jongveegetal. Het ureum zakte van 22 naar 20 en het aantal jongvee per 10 melkkoeien zakte van 6,8 naar 4,9 stuks. Een hoger ureum geeft een hogere forfaitaire productie per koe en jongvee heeft een relatief hoge forfaitaire norm. Het teruggelopen stikstof voordeel komt dus voornamelijk door een scherpere forfaitaire norm en niet door een ander rantsoen. Dit geeft aan dat een stikstof voordeel op zichzelf, niet zo veel zegt. Stikstofefficiëntie van het rantsoen zou een betere maatstaf zijn voor de eiwitbenutting van de veestapel.
De verhouding P/kVEM van het rantsoen is teruggezakt van 4,0 P/kVEM op de top (2014) naar 3,5 P/kVEM in 2020. Dit geeft eigenlijk aan dat het fosfor gehalte in de rantsoenen verder terug is gelopen en dat daardoor het fosfaatvoordeel is opgelopen.
Samenvattend wordt de daling in stikstofvoordeel veroorzaakt door een lagere ureum en minder jongvee en wordt het toenemende fosfaatvoordeel veroorzaakt door dalende fosfor gehalten in het voer. Met stikstof voordeel van rond 0% niet relevant om met de BEX te rekenen. Echter blijft het fosfaatvoordeel van 20% een gegeven, wat niet benut kan worden. Sterker nog, door dit voordeel zal er minder fosfaat in de mest zitten, waardoor het moeilijker wordt om de volledige gebruiksruimte vol te maken. Een BEX voordeel is dus alleen interessant als deze in verhouding is op stikstof én fosfaat. Om de gebruiksruimte zo volledig mogelijk te benutten, zal de geproduceerde mest, dezelfde verhouding N/P moeten hebben als de gebruiksruimte.
Het gevolg van een ‘’scheve BEX’’ is dus dat de gebruiksnormen niet volledig benut worden. Dit zien we steeds vaker voorkomen. Voor veehouder is het daarom belangrijk kritisch naar het rantsoen te kijken. Fosfor gehalten van 3,2 of lager zijn geen uitzondering meer. Dit zou tot problemen op de lange termijn kunnen leiden, want minder fosfor in het voer is minder in de mest is minder in de bodem, minder in het voer, minder in de koe, etc. etc. Dit kan worden aangepakt door het rantsoen bij te sturen naar wat het eigen voer te veel of te weinig bevat. Minder fosfor in het gras vraagt om een extra aanvulling en door bijvoorbeeld het kiezen voor fosforrijke grondstoffen of het bijvoeren van monocalciumfosfaat. Zorg daarnaast ervoor dat het RE gehalte in het rantsoen niet boven de 160 uitkomt, wees kritisch op het RE gehalte in het krachtvoer en durf hier scherp op in te zetten!
Gezien laatste droge zomers is het steeds belangrijker om het management op het gras en maisland af te laten hangen van de omstandigheden in de bodem. DMS duikt dit jaar met sensoren de bodem in om dit beter te volgen. We meten de temperatuur op 10 cm diepte, bodemvocht op 10, 20 en 30cm diepte en de luchttemperatuur en luchtvochtigheid.
Dit keer gaan we, gezien de periode van voorzichtige groei, in op de bodemtemperatuur. Dat is namelijk de beperkende factor van de grasgroei op dit moment. De bodemtemperatuur houd sterk verband met de buitentemperatuur, daarbij valt vooral op dat het veel scheelt als de nachttemperatuur hoger is. Dan koelt de bodem minder af, op de foto is het verloop van 3 sensoren in Zeeland te zien, daar gaat de bodemtemperatuur naar 11 graden. Dan begint gras echt hard te groeien.
We zullen u op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.
Ook bij Dirksen Management Support zijn we veelal bezig om ervaringen op te doen in vernieuwingen. In de afgelopen week is zijn er, in samenwerking met Bloeiend Boerenland en Medigran, meerdere percelen ingezaaid met een verschillende kruidenrijke mengsels.
Het doel hiervan is om te kijken wat verschillende kruiden en/of klavermengsels doen op het perceel, en wat deze mengsels doen met de weerbaarheid van de bodem. Dit kan worden gecombineerd met de zonekaart met vastgestelde elektrische geleidbaarheid (EC-klassen), welke zijn vastgesteld met de EMI-bodemscan en de Kinsey-Albrecht bodemanalyse van SoilMasters. Deze EC-klassen zijn van invloed op het vochtgehalte, de kleigehalte (textuur), de organische stof, de CEC en de aanwezigheid van zouten in een bodem.
Deze bodemeigenschappen bepalen in belangrijke mate de bodemvruchtbaarheid van een perceel. Mogelijk leidt dit tot interessante demonstratiedagen in de komende zomer. We houden jullie op de hoogte met onze bevindingen!
Inmiddels is het al ruim een jaar mogelijk om deel te nemen aan individueel voeradvies bij Dirksen Management Support. In dit artikel is deelnemer Berry van Ginkel aan het woord over zijn ervaringen met het individueel voeradvies, waar hij nu ruim een jaar gebruik van maakt. Berry is melkveehouder in het Groningse Baflo en heeft een bedrijf met 80 melkkoeien, 40 stuks jongvee en 40 hectare grond in gebruik. Het land wordt 1 op 4 verhuurd voor pootgoedteelt aan een akkerbouwer. Robin Kool is het vaste aanspreekpunt binnen DMS met betrekking tot het voeradvies.
Wat is de reden dat je je hebt aangemeld voor het individueel voeradvies? Tijdens de kostprijsbespreking van de studiegroep kwam al een aantal jaren naar voren dat ik hogere voerkosten had dan gemiddeld bij mij in de groep. Dit wilde ik graag verbeteren. Daarnaast heb ik er wel eens over nagedacht om een onafhankelijk voeradviseur te vragen, naast mijn huidige voeradviseur van onze voerleverancier. Toen dit aanbod kwam van DMS ben ik hier op in gegaan. Bijkomend voordeel is dat alle gegevens al bekend zijn bij DMS en daarmee ook wat achtergrondkennis van het bedrijf. Hierdoor was het besluit nog makkelijker genomen.
Hoe gaat het voeradvies in zijn werk? Ik heb elke zes weken, na de melkcontrole, contact met Robin. Dit gaat digitaal via een programma waarmee we het scherm kunnen delen met elkaar. Als er geen grote rantsoenwijzigingen zijn duurt het gesprek vaak een halfuurtje. Als er wel grote rantsoenwijzigingen zijn houd ik een meetweek en wordt deze besproken en duurt de bespreking wat langer. Het basis rantsoen van de voeradviseur van onze voerleverancier wordt meestal niet veel meer aangepast omdat dit al goed is. Verder kijkt Robin dan mee hoe we de rest kunnen finetunen per productiegroep.
Welke zaken heb je veranderd naar aanleiding van het voeradvies? We zijn begonnen met de krachtvoergift aan te passen en het voeren van een goedkopere brok. Voorheen voerde ik een opstartbrok aan de verse koeien tot 90 dagen. Dit was een eiwitrijke brok. Deze hebben we vervangen voor een energierijke brok. Dit resulteert in onder andere een persistentere productie. Daarnaast hebben we ingezet om meer gras in de koeien te krijgen. Dit alles is in goed overleg gegaan met onze voeradviseur van de voerleverancier.
Ben je zelf bekwamer geworden in het berekenen/bijsturen van het rantsoen? Ja. Robin neemt mij op een laagdrempelige manier mee in het voeren. Hierdoor ga je zelf meer verbanden zien en krijg je meer gevoel met het voeren. Het is niet mijn insteek om het helemaal zelf te doen, maar het geeft wel meer bagage voor het gesprek met de voeradviseur, waarbij ik het krachtvoer bestel.
Heeft de deelname aan het voeradvies voldaan aan je verwachtingen? Ja zeker! De gezondheid van de koeien is verbeterd, dit zie ik bijvoorbeeld aan een tussenkalftijd die 20 dagen korter is geworden. Daarnaast is de productie gelijk gebleven en de gehaltes zijn gestegen. Ook voer ik minder krachtvoer, met minder P en ruw eiwit en het krachtvoer is goedkoper geworden. Dus dit betekent meer omzet met minder kosten. Dit heeft ook geresulteerd in een beter resultaat in de Kringloopwijzer, wat in ons geval ook gunstig is met betrekking tot de Foqus Planet van FrieslandCampina. Jaarcijfers zijn nog niet bekend, maar op het dagrantsoen scheelt het al snel 2 á 3 cent voerkosten per kg meetmelk. Hiermee is het advies ruim en breed terugverdiend!